Melanogrammus conjunctus

Melanogrammus conjunctus of hoe hyperostose vele vreemd uitziende beentjes veroorzaakte.

Je herkent het vast wel. Elke zoektocht kom je wel met iets thuis waarvan je helemaal geen idee hebt wat je nou wel hebt gevonden. Inzicht krijgen in wat dan deze vreemde dingen eigenlijk zijn is niet makkelijk, vaak heb je immers weinig aanknopingspunten, en/of moet je langzaam moeilijke boeken doorwurmen. Met een beetje geluk weet een vriend raad, maar soms kom je pas na jaren vragen eindelijk bij de juiste specialist terecht. De hier behandelde beentjes zijn al heel wat jaren het spreekwoordelijke blok aan mijn been. Steeds werd me dezelfde vraag gesteld: “wat zijn dit nou voor gekke beentjes?” Ik besloot dat het tijd was om op onderzoek te gaan en eens een grondig antwoord neer te pennen.

Vreemd uitziende beentjes

Iedere verzamelaar van fossielen heeft deze beentjes vast en zeker al gezien. Opgeraapt, het hoofd geschud en weer weggekeild. Bizar… Soms kom je er letterlijk honderd op één zoekdag tegen. Althans als je nog eens gaat zoeken op de opgespoten terreinen in het Antwerpse Havengebied. Daar waar veel gebroken schelpen liggen. En af en toe een haaientand. Het vaakst hebben ze een moeilijk omschrijfbare vorm. Het zijn bruinachtige tot zwartgekleurde beentjes die uit fosfaat bestaan en tussen 4 en 8 cm groot zijn. Maar wat zijn het nu?

Cleithra

Het zijn niets minder dan cleithra van een fossiele vis. Iets wat je in normale omstandigheden niet direct als fossiel verwacht aan te treffen. De fossiele vis van wie deze cleithra afkomstig zijn is een kabeljauwachtige. Zijn wetenschappelijke naam is Melanogrammus conjunctus, een soort die pas in 1973 door Gaemers & Schwarzhans voor het eerst werd beschreven.

 

 

 

 

 

 

 

Schelvis

 

 

 

 

 

 

 

Een recente vertegenwoordiger van deze fossiele vis is de Schelvis of Melanogrammus aeglefinus (Linnaeus, 1758). In het Engels noemen ze hem “Haddock”, in het Frans “Calever” en in het Duits “Schellfisch”. De Schelvis leeft in hoofdzaak in de noordelijke delen van de Atlantische Oceaan, heeft een gekend dieptebereik van 10 tot 450 m, maar vertoeft het liefst in water van 80 tot 200 m diep en bij temperaturen tussen 4 tot 10 °C. Dicht bij de bodem gaat hij op zoek naar zijn geliefkoosd voedsel, zoals schaaldieren, weekdieren, zee-egels, wormen en kleine vissen. Met een maximale leeftijd van 20 jaar en een maximale lengte van 1 m is hij enorm belangrijk voor de visserij, zo belangrijk zelfs dat overbevissing al een feit is geworden, getuige zijn vermelding op de “IUCN Red List”.

Sleutelbeentjes van Melanogrammus conjunctus (foto Stijn Goolaerts)

 

Hyperostose

Deze beentjes zijn niet zo maar te herkennen cleithra! Ze vertonen abnormale verdikkingen. Dit noemt met hyperostose (of pachystose). Je kunt het een beetje vergelijken met het fenomeen “papegaaibekken” op menselijke ruggenwervels. Dit type van hyperostose wordt bij maar één enkel huidig genus van kabeljauwachtigen aangetroffen, met name de Schelvis.

Fossilisatie

Het is dus door het veel voorkomen van hyperostose op de sleutelbeenderen van de fossiele vis Melanogrammus conjunctus dat we deze beentjes fossiel kunnen aantreffen. Anders zouden ze nooit in zulke grote getale bewaren. Door hun abnormale dikte zijn ze bovendien ook nog eens goed bestand tegen de ruwe krachten bij het vergraven en/of opspuiten, iets wat erg vaak gebeurt in het Antwerpse Havengebied. Hierdoor kunnen we deze beentjes over grote oppervlakten aantreffen.

Ouderdom

Maar deze beentjes zal je niet zomaar in elke zandafzetting kunnen vinden. Bijna allemaal zijn ze oorspronkelijk afkomstig uit het Lid van Kruisschans, een onderdeel van de Formatie van Lillo. Het Lid van Kruisschans bestaat uit mariene kleiige zanden, met erin veel voorkomende klei- en zandlenzen die tijdens het Laat Plioceen op de bodem van de toenmalige Noordzee afgezet werden. Ze dateren van 3.21 tot 2.76 miljoen jaar geleden (De Schepper et al., 2009).

 


Pentekening van het holotype van Melanogrammus conjunctus (overgenomen uit Gaemers & Schwarzhans, 1973) Lengte van de otoliet: 7 mm


Pentekening van het paratype van Melanogrammus conjunctus (overgenomen uit Gaemers & Schwarzhans, 1973)

Gehoorsteentjes

Eigenlijk maken we deels een veronderstelling door deze beentjes aan Melanogrammus conjunctus toe te wijzen, want eigenlijk werd de soortnaam Melanogrammus conjunctus gecreëerd voor een aantal grote gehoorsteentjes van vissen of otolieten. En tot op heden werd nog geen compleet gearticuleerd skelet van Melanogrammus conjunctus gevonden, waar zowel de otolieten als de verdikte cleithra aanwezig waren. Maar de otolieten en de cleithra komen allebei erg veel voor in de Zanden van Kruisschans van de Lillo Formatie, zodanig dat het geen loze veronderstelling is. Van deze gehoorsteentjes of otolieten bezitten vissen er langs beide zijden drie, die elk afzonderlijk van elkaar verschillen. Ze worden asteriscus of sterretje, sagitta of pijl en lapillus of steentje genoemd. Ze bevinden zich in een met vloeistof gevuld omhulsel. Ze bestaan, in tegenstelling met de cleithra, uit calciumcarbonaat of aragoniet, en zijn vaak niet groter dan één millimeter. De asteriscus en sagitta hebben een gehoorfunctie, de lapillus een plaatsbepalingfunctie. De sagitta is het grootst van de drie en wordt vaak gebruikt om fossielen soorten beenvissen te beschrijven.

Foto van een otoliet van Melanogrammus conjunctus uit het Plioceen van Mill (Nederland). Lengte 18.30 mm Copyright foto: Bram Langeveld
Otolieten van Melanogrammus conjunctus, Formatie van Lillo, Boudewijnsluis, België. Foto: Stijn Goolaerts

Cleithra en otolieten!

Tot de veelvuldig gevonden fossielen van de kabeljauwachtige vis Melanogrammus conjunctus behoren dus zowel cleithra en otolieten!

Referenties:

Gaemers, P.A.M., Schwarzhans, W., 1973. Fish-Otolithen aus dem Pliozän von Antwerpen und Ouwekerk und aus dem Plio-Pleistozän der Westerschelde, 51 pp.

De schepper, S., Head, M.J., Louwye, S., 2009. Pliocene dinoflagellate cyst stratigraphy, palaeoecology and sequence stratigraphy of the Tunnel-Canal Dock, Belgium. Geological Magazine 146(1): 92-112.

Dankwoord:

Met dank aan Dirk Nolf van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en Bram Langeveld voor de foto’s van de otolieten.

Extra info:

Dit is een herwerkte versie van het artikel dat reeds in HONA verscheen: Goolaerts, S., 2005. Melanogrammus conjunctus of hoe hyperostose vele vreemd uitziende beentjes veroorzaakte. Hona 40 (3), p. 45-47.