In 2008 organisserden we:
ZAND 1: Start project zand: Lezing Prof. Em. Gullentops
ZAND 2: De mineralogie van zand: microscopiedag met uitstap zandgroeve Bierbeek
ZAND 3: Beestjes in het zand: een verhaal van microfossielen
ZAND 4: Eerste zandtocht: Nederlandse kust: erosie en sedimentatie fenomenen
ZAND 5: Papieren en digitale informatie bronnen: zand en geologische kaarten
ZAND 6: Vlaams Brabantse geologie: een zandverhaal
ZAND 7: Zand als economische delfstof: Sibelco Lommel
In 2009 organiseerden we:
ZAND 8: De biologie van zand: theorie bodemontwikkeling
ZAND 9: De biologie van zand: staalname + microscopie
ZAND 10: Detailstudie van kwarts en aanverwante mineralen
ZAND 2: Microscopiedag 1: De mineralogie van zand, met uitstap zandgroeve Bierbeek
Rond 09u00 luisteren een 20-tal leden aan de ingang van het Geo-Instituut van de KULeuven naar de briefing door Stijn Goolaerts.
De dag wordt in 2 delen opgesplitst: ’s morgens een bezoek aan de zandgroeve Bouillon in Bierbeek en in de namiddag microscopisch onderzoek van de verzamelde stalen. De aanwezigen verdelen (carpoolen) zich zo goed mogelijk over de verschillende wagens en in groep vertrekken we naar Bierbeek. Ter plaatse aangekomen, trekken we na een korte inleiding door Stijn de groeve in. De eerste opdracht bestaat erin om goed te observeren. En dan is het verzamelen geblazen. Geen fossielen of mineralen deze keer, maar wel zandstalen. Van elk staal noteren we zoveel mogelijk informatie.
Ik besluit met Hubert een tweemanschap (duumviri!) te vormen. We nemen foto’s en noteren van elk staal de kleur en de positie tegenover de vorige stalen. We denken dat we goed bezig zijn. Achteraf blijkt toch dat we enkele belangrijke zaken vergeten zijn… We kennen de richting/oriëntatie van de lagen niet. We vergeten ook na te gaan of er geen regelmatig weerkerende patronen zijn enz. Maar zandstalen hebben we wel genoeg.
Rond de middag vertrekken we terug naar het Geo-Instituut. Iedereen moet zijn stalen in genummerde schaaltjes leggen en dan kan alles voor een tijdje in de droogoven. Na de maaltijd worden de stereomicroscopen klaargezet. Er wordt even gesukkeld met de elektriciteitskabels voor de verlichting, maar spoedig is iedereen voorzien van een microscoop en de erbij horende lichtbron. Peter Stassen geeft een uitleg over het gebruik en de werking van de stereomicroscopen en dan gaan we aan het werk.
De gedroogde stalen worden nauwkeurig onderzocht. We kijken naar de mineraalinhoud. Dit is overwegend kwarts, maar ook glauconiet is aanwezig. De korrelgrootte wordt vergeleken met een staalkaart. Peter vertelt ondertussen over de geologie van de zandgroeve We vernemen dat het zand er is afgezet tijdens het Eoceen. Het dikke complex zanden vult de getijdengeulen op die uitgeschuurd werden tijdens het ‘Brusseliaan’ event. In de diepste geulen zou de maximale dikte wel 80 m bereiken. Van onderen naar boven is er een duidelijke verfijning van de korrelgrootte. De schuine gelaagdheid die we opgemerkt hebben zijn de sporen van vooruitschrijdende zandbanken. De donkere laagjes klei die om de 14 lagen duidelijk dikker zijn wijzen op een getijdenwerking. Bij een maancyclus van 28 dagen is er namelijk 2 maal een dood tij waarbij er minder stroming is en dus meer afzetting.
Na enkele uren neemt iedereen afscheid. We hebben zowel onze theoretische als onze praktische kennis bijgewerkt. Met dank aan Stijn en Peter voor deze zeer interessante dag.
Verslag: Danny Alexandre; Foto’s: Stijn Goolaerts, Rob Van Eyken, Guido Pede
ZAND 3: Microscopiedag 2: Beestjes in het zand: een verhaal van microfossielen
In 2008-2009 behandelt Hona zand in al zijn aspecten. Vandaag was het thema “Beestjes in het zand”. Om met die beestjes kennis te maken waren in het Geo-Instituut van de K.U.Leuven vele belangstellenden komen opdagen. Alle deelnemers, een 25-tal, werden een dag lang de mogelijkheid geboden na te gaan wat er, behalve zandkorrels, nog allemaal te ontdekken valt in zand. Voor bijna iedereen was dat een echte openbaring. Onder de microscoop werden allerlei microfossielen geobserveerd en herkend. Een verbazingwekkende wereld van micro-organismen ging voor ons open: foraminiferen (gaatjesdragers), ostracoda (mosselkreeftjes), radiolaria (amoebe-achtige eencelligen), diatomeeën (eukariotische algen) en tal van andere microfossielen zoals slakjes, bivalven, sponsnaaldjes, zee-egelstekels, slangsterfragmenten, enz.…. Een wonderbaarlijke wereld met een vormenrijkdom om duizelig van te worden.
Nemen we maar even de foraminiferen. Dierachtige eencelligen met een gekamerd kalkskelet. Het zijn hoofdzakelijk mariene organismen, met enkele brakwater vormen. In de geologische geschiedenis van de aarde zijn vele varianten van foraminiferen bekend; ongeveer 60.000 soorten zijn beschreven. Ze zijn meestal microscopisch klein, maar ze kunnen ook enkele centimeters (!) groot worden. Vanaf het Cambrium worden foraminiferen in sedimentgesteenten teruggevonden, maar ook nu nog komen ze wijdverbreid voor. Het zijn gidsfossielen bij uitstek en worden door hun snelle evolutie vaak gebruikt voor dateringen.
De geschiedschrijver Herodotus maakte in de oudheid al melding van foraminiferen, meer bepaald van nummulieten, in de omgeving van de piramiden van Giza (Egypte). In de 15de eeuw onderkende Leonardo da Vinci hun organische oorsprong. Alcide d’Orbigny, vader van de micropaleontologie, introduceerde in 1826 in zijn Tableau méthodique de la classe des Céphalopodes de naam foraminiferen. In dat werk bracht hij ze (verkeerdelijk) onder bij de inktvissen. Maar de talrijke platen met tekeningen van d’Orbigny zelf zijn een lust voor het oog.
En dan zijn er die andere eencellige wezentjes, de kosmopolitisch verspreide radiolaria of stralendiertjes. De eenvoudigste vormen zien eruit als een bolvormig gaaswerk, waardoor stekeltjes priemen. Andere soorten vertonen kunstige, regelmatige en ingewikkelde geometrische vormen. Onvoorstelbaar hoe één enkele cel een zodanig complex, oogverblindend kunstwerk kan vervaardigen. Minuscuul klein, maar o zo spectaculair onder de microscoop.
De naam radiolaria werd voor het eerst gebruikt door Hermann von Meyer in het begin van de 19de eeuw. Het boek van de bekende Duitse bioloog, filosoof en illustrator Ernst Haeckel Die Radiolarien (1862) bevatte 35 koperplaten met afbeeldingen van deze beestjes. Haeckel beschouwde ze als ‘kunstvormen van de natuur’. Hun betoverende schoonheid inspireerde later en ook nu nog tal van kunstenaars.
Met dank uiteraard aan Stijn Goolaerts en Peter Stassen die ons de mogelijkheid boden de wereld van het microscopisch kleine te betreden en ons met enkele basisregels bijbrachten hoe we microfossielen kunnen herkennen. Als extraatje gaf Peter ons in de namiddag nog een demonstratie van de mogelijkheden die de elektronenmicroscoop biedt. Al bij al een zeer geslaagde dag en een bewijs dat bij Hona ook de fossielenliefhebber ruimschoots aan zijn trekken komt.
Wie de ‘beestjes’ die zaterdag voor het eerst onder de microscoop heeft bekeken, zal er wellicht nog meer over willen weten. Wie zich online in het thema wil verdiepen, vindt na wat ‘googelen’ tal van boeiende websites. Surf maar eens naar deze Engelstalige site.
ZAND 4: Eerste zandtocht: Nederlandse kust: erosie en sedimentatie fenomenen
De eerste zand tocht. Na ons uitje in de zandgroeve Bouillon van Bierbeek zou dit de tweede terreinervaring zijn rond zand. We spreken wel eens vaker af aan een kerk, maar als een dorpje zoals Bath geen kerk heeft, kom, het was meer dan klein genoeg (enkele straten) om elkaar erg eenvoudig terug te vinden. Aan de parking van de Schelde dijk.
De bocht van Bath vormt eigenlijk zowat de eerste bocht van de Schelde boven Antwerpen. Het klonk ver; maar is eigenlijk niet veel meer dan net de grens met Nederland oversteken. De verschillende zandbanken in de Schelde zorgen ervoor dat de boten bijna recht op je af varen om dan bijna 90 graden te draaien. Een spektakel op zich, zeker bij laagtij, want dan kan je het slik op.
Deze stootoever wordt geleidelijk afgebouwd. Ter versteviging van de dijken werden basaltzuilen gestort naast zandstenen mogelijk afkomstig uit het Belgische Eoceen en materiaal van steenkoolterrils. Dat laatste liet het observeren van heel wat fossielen toe, zoals veelvuldig Calamites sp., varenblaadjes en enkele zaaddoosjes (cf. Trigonocarpus).
De afbouw van de stootoever breekt Holocene sedimenten af. Het slik bestaat vooral uit een pakket met afwisselend donkergrijs zand en organisch rijke klei (erg kleverig en stinkend) waarin je brakwater schelpen kan aantreffen, met oa. platte slijkgaper of Scrobicularia plana (da Costa, 1778) (erg vaak in levenspositie rechtop in het sediment), brakwater kokkel of Cerastoderme glaucum (Bruguiere, 1789), strandgaper of Mya arenaria Linnaeus, 1758 en kleine wadslakjes (Hydrobia ulvae). Deze behoren toe aan polderafzettingen. Het overgrote deel van de aangetroffen schelpen zijn maw. niet helemaal recent. Enkel de Japanse oester (Crassostrea gigas (Thurnberg, 1793)), die na de uitbraak van de oesterziekte (1962-1963) in de Europese oester (Ostrea edulis) populatie werd geïmporteerd, bloeit hier en overgroeit letterlijk alles, ook grote bouten en ijzeren scheepskabels.
Naast kleiige zanden, troffen we enkele grote tot 1,5 m diameter veenblokken aan. Dit veen bevat heel wat resten van wortels en takken van boen en wordt vandaag sterk gebioturbeerd door huidige boormossels, pieren en kleine kreeftjes. Normaliter kent het veen in deze regio een ouderdom tussen de 4000 en 3000 jaar. Het wordt ook wel eens oppervlakteveen genaamd.
Tweede excursiepunt was het strand van De Banjaard nabij de Oosterscheldekering. Een ruime toeristische (betaal)parking gidst je naar een aangelegde dijk en opgestoven duinen. Deze zijn slechts sinds de jaren 70 gevormd door het opwaaien van strandzand.
Naast een verkenning van de zoutminnende duinflora, konden we zeer recente afzettingsstructuren bestuderen. Een uitgebreid bezoek aan het strand toonde de kracht van brekende golven in sedimenttransport. Het strandzand is goed gesorteerd, en naast kwartskorrels troffen we ook een heleboel kalkkorrels, als afbraakproduct van schelpen. Duidelijk aflijnbaar zijn eb en vloed lijnen, alsook storm- en hoogtijlijnen. Elk hebben een verschillende korrelgrootte en graad van sortering. Macroscopisch is dit het makkelijkst waarneembaar aan de grootte van de schelpfragmenten. We konden vaststellen hoe snel stroomribbels gevormd kunnen worden. Het typische strandprofiel, met pannen kon worden herkend. Aan de duinrand, vond tevens erosie plaats, wat een mooie verticale doorsnede leverde. Af en toe een grof laagje, stroomribbels, schuine opbouw van de zandbanken. Aan de voet van het duingras konden we beginnende duinvorming observeren. Eén klein obstakeltje, en direct wordt er zand afgezet. Een eolisch proces, verschillend van de stroomribbels en zandbanken die door water worden gevormd. Een korte hagelbui aan het eind van deze stop toonde hoe het zand verplaatst werd door inslag van hagelbolletjes en regendruppels.
Wist je dat een typische zoutminnende plant die nu volop in bloei staat het Deens lepelblad (foto links) is, en dat deze zich omwille van het overmatig zout strooien op onze wegen nu overal op middenbermen van autostrades te vinden is?
Wist je dat na de uitbraak van de oesterziekte (1962-1963) in de Europese oester (Ostrea edulis) populatie de Japanse oester (Crassostrea gigas) werd geïmporteerd en deze nu alle Schelde oevers aan het overwoekeren is? (foto rechts)
Verslag en foto’s: Stijn Goolaerts
ZAND 5: Papieren en digitale informatie bronnen: zand op geologische kaarten
Deze avond zouden we vooral leren hoe we te werk kunnen gaan als we meer willen te weten komen over een zandstaal dat we zelf genomen hebben. Heel erg veel geologische informatie is gebundeld op geologische kaarten, met hun verschillende overlegfolies, begeleidende teksten en bijhorende papieren en online databanken. Ook het overgrote deel van de geologische kaarten is reeds online raadpleegbaar.
Hieronder geven we enkele nuttige links:
Geologische Kaarten van Vlaanderen en Databank Ondergrond Vlaanderen
- Historiek en opbouw Tertiair geologische kaarten
- Historiek en opbouw Quartair geologische kaarten
- Online raadplegen geologische kaart Vlaanderen
Interessante lectuur over de geologie van Vlaanderen
Geologische kaarten Wallonië
Geologische kaarten van de wereld: One Geology Project
Andere interessante links
- Website Belgische Geologische Dienst
- Website Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN-IRSNB)
- Tijdschrift Geologica Belgica (vrije toegang)
- Geologie van Wallonië
- Geologie van Wallonië: excursies
- Geologisch woordenboek (Franstalig)
Verslag: Stijn Goolaerts
ZAND 6: Vlaams Brabantse geologie: een zandverhaal
1. Roeselberg
Route: Oprit E314 -> Hasselt, afrit Mechelen, Herent. Neem richting Herent, Mechelen. Ontsluitingen enkele 100m verder aan de rechterkant. Parkeren in de omgeving van het tankstation.
De heuvel die de Mechelsesteenweg doorsnijdt is de Roeselberg. Aan de westkant van de baan, toont de doorsnede van de heuvel enkele mooi ontsloten concaaf naar onderen gebogen ijzerzandsteenbanken van de Formatie van Diest. Het is een doorsnede van de zandbankenstructuur dwars op de stromingsrichting van het zand. De structuur is veroorzaakt door het erosief insnijden en terug opvullen van een zich naar het oosten uitbouwende zandbank.
In ontsluiting bij de aanleg van de nieuwe wijk aan de noordflank van de Roeselberg was het contact zichtbaar met de onderliggende bleke Kesselberg zanden. Langs de voet van de Roeselberg blijven de Kesselberg zanden aanwezig, maar dan onder een 1 à 2 m dikke leemlaag.
2. Kesselberg
Route: terug naar de E314, richting Hasselt. Afrit Kessel-Lo. Richting Kessel-Lo, rond punt, richting Holsbeek, parkeren in de buurt van feestzaal Kesseldal (best niet op deze parking). Het pad vertrekt opzij van de feestzaal.
De huidige ontsluiting is toegankelijk gemaakt met houten trappen en geologische infopanelen. Neem de trap naar rechts tot aan de ontsluiting met het contact tussen de twee soorten zanden. Onderaan zijn zeer bleke fijne zanden ontsloten waarin nauwelijks een spoor van gelaagdheid te onderscheiden is. Het zijn de Zanden van de Kesselberg waaronder, ongeveer op het niveau van de weg de Zanden van Grimmertingen voorkomen. Deze lagen zijn zowat 33 miljoen jaar geleden afgezet. Wat speurwerk zal zeldzame gelimonitiseerde schelpafdrukken laten zien, soms op één niveautje en ook sporen van kreeftachtigen die hun kruipgang met kleibolletjes bezetten. Erboven liggen de Zanden van Diest met veel glauconiet en zeer veel bioturbaties in het zand. De bioturbate wormsporen onderscheiden zich doordat de wormen blijkbaar in staat waren om de glauconiet van de kwartsen te scheiden en hun kruipsporen zijn nu duidelijk door de ronde witte kwartsrijke vlekken. Aan de basis van de zanden bevinden zich zeer typische platte zwarte vuursteenkeitjes die de resten zijn van de Rupeliaan afzettingen die hier volledig opgeruimd zijn door de erosie die plaatsvond aan de basis van de Zanden van Diest. Enkel het te zware grind bleef achter en vormt nu een echte restafzetting. De basis vertoont ook keitjes die samen met het glauconietzand ingekolkt zijn in het onderliggende witte zand. Men kan nu links van deze ontsluiting tot bij een west-oost doorsnede van de Zanden van Diest komen en deze toont de schuine gelaagdheid van een zandbank die zeker meer dan twee meter hoog was, te oordelen naar de hoogte van de schuine lagen die het front voorstellen van een zandbank die naar het oosten migreerde. Opvallend op deze wand is ook hoe de verijzering en de daaropvolgende oppervlakkige verwering, die nu plaats grijpt op de wand een heel net van bioturbate sporen in reliëf plaatst. Bovendien kan men opmerken dat, niettegenstaande de grofheid van de zanden, ook dunne zuivere kleilaagjes van enkele mm dikte aanwezig zijn. Ze zijn indicaties van een afzetting onder getijdeomstandigheden. Er kan ook opgemerkt worden dat de verijzeringen die in de Zanden van Diest plaats grijpen geïnitieerd worden waar klei de waterbewegingen afremt of het water langer bijhoudt. De Zanden van Diest zijn afgezet ongeveer 6 miljoen jaar geleden.
Men kan nu rechts gedurende een 50-tal m ongeveer op de hoogte van het contactvlak tussen beide zanden blijven lopen op een padje langs de wand dat op het einde leidt naar een zeer glauconietrijke basis van de Zanden van Diest. Opmerkelijk is dat niettegenstaande de sterke stroming, die blijkt uit de aanwezigheid van grinden die in de glauconietrijke basiszanden zijn opgenomen, er toch nog heel wat leven was op de bodem van de zee zoals blijkt uit de talrijke bioturbatievlekjes. Men kan terug naar beneden langs de erosiegeul en zo opnieuw naast de feestzaal Kesseldal uitkomen.
Een tijdelijke ontsluiting bij een bouwwerf naast de feestzaal toont de opbouw van de Kesselberg Zanden met erboven het grind pakket en de schuine gelaagdheden van de zandbanken van de groenige glauconietrijke basis van de Zanden van Diest. Ook hier zijn de inspoelingen van het grind in het onderliggend zandpakket erg goed waarneembaar.
3. Zandgroeven van Zareko te Meensel-Kiezegem
Route: Neem de Eenmeilaan, het Becker-Remyplein tot aan de Dienstesteenweg (N2). Richting Diest nemen tot in Sint-Joris-Winge. Aan de rotonde naar rechts, riching Binkom, in Binkom links naar Meensel-Kiezegem. Deze baan volgen tot links naar Meensel. Eerste (verlaten groeve) ligt net voor deze afslag. De tweede 100m rechts na de afslag (toelating vragen).
De Zanden van Bolderberg komen enkel in het noordoosten van het kaartblad Leuven voor, waar ze tot 12 m dik kunnen worden. In het Leuvense bestaat er een langdurig hiaat tussen de Onder-Oligocene afzettingen en de eerstvolgende daarop afgezette lagen, namelijk de Zanden van Bolderberg, die een Miocene ouderdom hebben. Dit hiaat is wijdverbreid in ons land en beslaat zo een kleine 10 miljoen jaar en was te wijten aan een combinatie van een stijgend landschap en een dalende absolute zeespiegel.
De Zanden van Bolderberg zijn homogene, gele zanden met middelmatige korrelgrootte en met veel grote micablaadjes. Het is een mariene afzetting, aangegeven door de (kleine) hoeveelheid glauconietkorrels. Aan de basis van de Zanden van Bolderberg zit een donkere glauconietrijke zandlaag. Beide zandpakketten worden vandaag nog uitgebaat. Helemaal aan de basis hiervan zitten eivormige vuursteenkeien, die in tegenstelling tot de keien van de Zanden van Berg gevormd werden uit het afbraakpuin van de krijtkliffen van Limburg.
4. Holle weg Zetrud-Lemay
Route: terug naar Binkom, N223 Tiensesteenweg naar Tienen, tot aan ring van Tienen (N29) blijven volgen richting E40, E40 oversteken, dan richting Hoegaarden-Jodoigne, in Zétrud-Lemay naar Saint-Remy-Geest.
In deze holle weg is de basis van de Zanden van Brussel te zien. Het zijn zeer glauconietrijke zanden die boven de fijne minder glauconietrijke Zanden van Hoegaarden liggen. Deze laatste zijn lichtjes aaneen gekit. Het contact is doorboord door wormen die groene glauconietrijke Zanden van Brussel in de blekere Zanden van Hoegaarden brengen. De Zanden van Brussel zelf bevatten aaneengekitte kalkrijke banken van een tiental cm dikte die tevens eveneens doorboord zijn door wormgangen die glauconietrijk zand bevatten en door witte micritische kalk een mm gelaagdheid vertoont. Beide kenmerken zijn typisch voor de Zandsteen van Gobertange die in vele historische gebouwen gebruikt werd ongeveer sinds de 15de eeuw.
De kalkzanden en zandstenen van Gobertange zijn een lateraal facies van de Formatie van Brussel in de omgeving van Tienen en Jodoigne. In dit facies dat tot 10m dik kan worden komen tot 8 regelmatige banken voor die door kalk aaneengekit zijn tot de witte kalkzandstenen van Gobertange. Deze zandsteen werd veel gebruikt in historische gebouwen in Vlaanderen en Zuid-Nederland. Sterke erosie door intense regenval kort hiervoor zorgde voor prachtige ontsluitingen in deze holle weg.
ZAND 7: Zand als economische delfstof: Sibelco Lommel
Mistig, dat was de juiste beschrijving, toen we verzamelden aan de firma Farm Frites te Lommel. Toch trotseerden meer dan 20 dapperen die mist om de wonderen der zanden nog meer te kunnen observeren. De gidsen Ferdi Geerts en Geert Andries waren de arch(g)eologische specialisten te velde. We startten op de Maatheide, een stuk woeste grond waar eeuwenlang schapen graasden, bijen gehouden werden en aan turfwinning gedaan werd. In 1904 kreeg deze grond een andere bestemming: men vestigde er een zink- en zwavelzuurfabriek. Deze erg vervuilende industrie vernietigde alle vegetatie rondom door de uitstoot en lozing van zware metalen in het milieu. Gele uitwasemingen van de fabriek maakten zelfs de buiten drogende was vies. Eenmaal de vegetatie was verdwenen, kreeg de wind vrij spel en werden grote hoeveelheden zand weggeblazen en elders weer afgezet. Hierdoor ontstond de “Sahara”, een goed gekozen naam voor een kale stuifzandvlakte van ongeveer 800ha. Maar zelfs een kameel zou zich daar niet in wagen.
Omdat het oprukkende zand de Lommelse woonkern bedreigde, zocht men naar een manier om dit op zijn plaats te houden. Dat deed men door er huisvuil overheen te dumpen tot in de jaren ’70. In 1974 stopte de zinkfabriek, de gebouwen werden afgebroken en veel rommel verdween in grote afvalkuilen. Vele wegen in de buurt werden aangelegd met afvalslakken van de zinkproductie. In hun bermen kan je de zinkvorm van Engels gras vinden, die ook in het zinkertsgebied van Kelmis voorkomt.
Begin jaren ’90 kocht de firma Sibelco de grond met als doel zandwinning. Jammer genoeg zat dat zand onder dikke lagen huisvuil, zinkfabriekafval en was de bodem doordrongen van de zware metalen. Saneren (afgraven van alle rommel en vervuiling, tot 1,60m) was dus de boodschap. Momenteel staat er een stevige ‘sarcofaag’, die alle verzamelde resten bevat. Opgeruimd staat netjes. Sibelco doet momenteel aan zandwinning in een put van enkele tientallen m diep. Het is de bedoeling om tot ca 50 m diepte uit te baggeren, indien de stabiliteit dit toelaat.
De Maatheide is een echte schatkamer voor prehistorici. De eerste artefacten werden er gevonden voordat de zinkfabriek er ingeplant werd, maar de meeste vondsten werden gedaan tijdens de zandverstuivingen van de 20ste eeuw. Een grondige wetenschappelijke studie bleef echter uit, tot de saneringswerken van een aantal jaren geleden nieuwe onderzoeksmogelijkheden bood. Archeologen maakten in 2003 een mandiepe gracht en inventariseerden en dateerden alle bodemlagen en gevonden artefacten, voor archeologisch en paleoecologisch onderzoek. Opgravingen leverden nog een schat aan informatie op. Tot 2010 is er nog een geomorfologische studie gepland. De gracht is ondertussen dichtgeslibd.
Dit terrein betraden we met onze blik, zoals het moet, op de grond gericht. De vegetatie bestond vooral uit droge grassen, mossen, hier en daar kleine plukjes bekertjesmos. Dit bekertjesmos is geen mos, maar een korstmos, een samenlevingsvorm van een eencellig wiertje en een zwam, vandaar de grijs-groene kleur. We struikelden bijna over al die kleine, van dauwdruppels voorziene spinnenwebjes van kaardertjes, die een wollig web maken door de spindraad te ‘kaarden’ (uit te pluizen).
Op een Hona-herfsttocht mogen de zwammen niet ontbreken. Aan de rand van het gebied konden we de rood-wit gevlekte kabouterhuisjes bewonderen. De vliegenzwam leeft in associatie met de berk, door een uitwisseling van fotosyntheseproducten en mineralen, en met wat fantasie konden we een heksenkring herkennen. Om de frietjesfabriek van zand te vrijwaren moesten aangeplante dennenboompjes en een grasmat de losse zandgrond vasthouden. Hiervoor heeft Sibelco de arme zandgrond bemest, gesproeid en ingezaaid. Het blauw-grijze buntgras is echter beter aangepast aan deze gronden en is momenteel terug terrein aan het winnen op de aangeplante soorten.
Er werd niet alleen boven, maar ook in de grond gekeken. Het eerste bodemprofiel (met dank aan Geert en Stijn, de gravers van dienst) bestond uit een afwisseling van zwarte, grijzere en gelere niveaus. Het is een typisch podzolprofiel, met bovenaan een dunne, donkere humusrijke horizont net onder de strooisellaag. Daaronder zit de bleekgrijze uitlogingshorizont, waaruit vele mineralen onder invloed van infiltrerend water opgelost zijn en in een diepere horizont terug werden afgezet . Dat is de aanrijkingshorizont, die onderaan uit een ijzeraanrijkingshorizont (donkerbruine kleur) bestaat, en bovenaan uit een humusaanrijkingshorizont (zwart).
Onder die aanrijkingshorizont zagen we het oorspronkelijke moedermateriaal waarin de bodem gevormd werd, nl. geel zand. Dat zand bedekt dan een oudere fossiele bodem uit de Allerødperiode: een dun zwart laagje en daaronder een 20 tal cm gebleekt zand. Daaronder zagen we dan weer een dikker pakket bleekgeel zand, dat duidelijk fijn gelaagd was.
De zandlagen zijn ontstaan op momenten in het verleden dat het koud was, te koud voor begroeiing, het waren de stuifvlaktes uit de ijstijden. Het voor ons zichtbare onderste zandpakket is afgezet tijdens de Oude Dryas. Dit was de voorlaatste zeer koude periode tijdens het Laat-glaciaal of het einde van de laatste ijstijd. De Oude Dryas duurde slechts ongeveer 200 jaar en werd genoemd naar het plantje Dryas octopetala, een roosachtige waarvan men resten vond in aardlagen uit die tijd. Dit onderste zandpakket bevindt zich in reducerend milieu, de zuurstofatomen kunnen zo diep niet doordringen in de bodem. De ijzeratomen die hierin zitten zijn dus Fe2+, en geven het zand een groenige kleur. Reducerend milieu bevat ook geen magnesiumzouten. Het bovenste zandpakket is ontstaan in het Jonge Dryas, de laatste stuiptrekkingen van de ijstijd, en bestaat opnieuw uit stuifzanden. Hier is voldoende zuurstof om Fe3+ aan te treffen (oxiderend milieu), waardoor de zandpakketten geelbruin gekleurd zijn.
– De laag tussen de zandpakketten, de Usselobodem, is ontstaan in een warmere fase tijdens de Allerød, een periode genoemd naar een plaats in Denemarken. Tijdens de Allerød was het warm genoeg om plantengroei toe te laten. Plantengroei (vooral berken, dennen, eiken en hazelaars) geeft bodemvorming, en dus een donkere kleur in de afzettingen. Enkele opmerkelijke zoogdieren uit deze tijd zijn de edelherten, elanden, paarden, bruine beren en Megaloceros (reuzenhert). De warme Allerødfase duurde ongeveer 1000 jaar en eindigde zo een 12900 jaar geleden, toen de vulkanen van het Eifelgebergte actief waren en/of een komeet voldoende stof veroorzaakte om tussen de aarde en de zon een stoflaag te laten hangen die ondoordringbaar was voor zonlicht. Een andere hypothese voor de plotse verkoeling van het klimaat is het ombuigen of wegvallen van de Golfstroom door de inslag van een komeet op de ijskap in het Noordpoolgebied.
– De humuslaag houdt veel vocht vast (spons), waardoor we echte veenontwikkeling krijgen. Onder de humuslaag zien we nog duidelijk dat er via de wortels insijpeling is gebeurd in de onderliggende zandlaag.
In volgende profielen zien we het Allerødniveau (Usselobodem) duidelijk terugkomen.
In de afgezette veenpakketten die uitgeschupt werden vonden sommige gelukkigen zelfs fraai blinkende keverdekschilden terug van duizenden jaren oud. Anderen vonden duidelijk wortels en ander plantenmateriaal in het veen. Dit veenmateriaal is van Allerødouderdom (14.000- 13.000 jaar oud), en is goed bewaard.
Aan de rand van de zandgroeve was men bezig met het afgraven van de bovenlaag, die de commercieel waardevolle witte zanden afdekken. Bovenaan die zanden zagen we een aantal donkere lagen zgn. spriet, een tussenvorm tussen turf en bruinkool. Enkele stukken hout werden meegenomen. Deze spriet en witte zandlagen dateren van het vroege Pleistoceen. Ze werden afgezet door de Rijn, dicht bij de monding in zee.
Het domein staat bekend om zijn prehistorische vondsten. Een groot deel van de artefacten of gebruiksvoorwerpen van de prehistorische mens kan men plaatsen in het Finaal-Paleolithicum (einde van de Vroege Steentijd, ca 14.000-13.000 jaar oud). 10% van de gevonden werktuigen is gemaakt uit vuursteen, waarvan een deel uit rolkeien vervaardigd was (Maasgrind). Naast silex die meestal door de wind geslepen was (eigenlijk ‘gezandstraald’ tijdens de zandverstuivingen in de Jonge Dryas) vond men ook artefacten uit Wommersomkwartsiet. Die dateren uit het Mesolithicum of Midden-steentijd. Dat situeert zich in de eerste helft van het Holoceen (huidig geologisch tijdvak). Door het warmere klimaat was het landschap quasi volledig bedekt met vegetatie en waren er ook geen grote zandverstuivingen meer. De Mesolithische artefacten zijn dan ook niet geslepen door de wind. De plek waar de gidsen 2 maanden geleden opgegraven hadden, was ondertussen bedekt met 5 cm stuifzand. Op die manier is het effect van wind op zand effectief meetbaar. Zand reageert ook extreem op temperatuur. In het heetste van de zomer verliepen de opgravingen er in extreem warme omstandigheden, in de winter was het er extra koud.
Naast archeologie en geologie was er op deze Honatocht ook plaats voor biologie, en deze keer vooral dierkunde. We zagen vele konijnenholen en keuteltjes. Er moeten dus heel wat konijntjes leven. Enthousiast werden ook tientallen beenderen gevonden, gaande van schedels, onderkaken, borstbeenderen, pootfragmenten, wervels, schouderbladen, … van o.a. vogels, vissen, runderen, konijnen enz. Een interessante verzameling voor klein en groot! Het grootste deel hiervan is afkomstig van het slachtafval dat in het huisvuil zat. Op de terugweg naar de auto zagen we nog een speciale harige rups en het verdroogde hazenpootje.
De grote werkput met steile randen is meer dan 20 m diep. Het zand dat hieruit ontgonnen wordt gebruikt men vooral voor autoruiten en confituurpotten. Door de vorm van de put is deze erg gevaarlijk om in te verdrinken, en achteraf dus niet geschikt als recreatievijver. Tijdens de namiddag vertoefden we in het museum ‘Quartz Experience’ te Mol. Dit is een interactief en educatief project met een tijdlijn, een mineralen-schatkamer, een productiekamer, een driedimensionale simulatie van de evolutie van het Rauwse landschap, een quizkamer, en talrijke schermen met tekst, beeld en geluid en filmmateriaal. En ja hoor, na wat zoeken op de computers vonden we een foto met Geert in actie, tijdens een archeologische opgraving. Sibelco maakt er reclame voor al zijn ontgonnen producten en waarvoor ze gebruikt worden, overal ter wereld. Een greep uit het gamma: glas, zonnecellen, chips in computers (Si), slijpschijven siliciumcarbide), wasmiddel (zeoliet), verf voor zebrapaden (SiO2 ), tandpasta (silica), …
Verder kregen we ook een infofilm over de omlegging van de Witte Nete, waarin de beschermde vissoorten als de Kleine modderkruiper en de Rivierdonderpad toch ook nog een nieuwe woonst vonden (en duurzaam in stand gehouden worden). Met wat geluk kan je er een Visarend boven de oude ontginningsputten zien, maar dat is voor volgende keer.
Verslag :Goedele Verspreet en Geert Andries; Foto’s: Guido Pede
ZAND 8: De biologie van zand: theorie bodemontwikkeling
ZAND 9: De biologie van zand: staalname + microscopie
ZAND 10: Detailstudie van kwarts en aanverwante mineralen